De voorschriften

De elektra voorschriften

Sinds wanneer

Toen in de vorige eeuw het gebruik van elektriciteit steeds grotere vormen aannam kwam men er ook op ongelukkige manieren achter dat er vooral vanaf veiligheidsoogpunt  eisen moesten worden gesteld want elektriciteit kan heel gevaarlijk zijn. Dit resulteerde in 1940 tot de eerste druk van de NEN1010. In deze norm zijn de minimale eisen beschreven waar een elektrische installatie aan moet voldoen in woningen, utiliteit en fabrieken. 

De wet

Dit zijn gedeeltelijk wettelijke normen. De voorschriften die betrekking hebben op veiligheid zijn volgens de Regeling Bouwbesluit wettelijk. Er mag in sommige gevallen wel van de NEN1010 norm worden afgeweken maar dan moet een alternatief minstens gelijkwaardig zijn aan de norm. De eisen hebben betrekking op veiligheid, inspecteren, installatievoorschriften en werkvoorschriften. Meer kan worden gevonden op de website van NEN

NEN1010

De NEN1010 is niet voor iedereen gemakkelijk leesbaar en soms verschillend te interpreteren , daarom heb ik hieronder een paar belangrijke praktische regels opgesomd voor huis installaties.

  • Er mag bedrading van slechts 1 eindgroep in 1 buis. Leg ook geen lasdozen van verschillende groepen aan elkaar.
  • Buig maximaal 3 scherpe bochten in 1  5/8″ (16mm) leiding, als dit niet is te voorkomen moet een trekdoos worden geplaatst Probeer bochten zo flauw mogelijk te maken, draad trekken gaat dan veel makkelijker.
  • In 5/8″ (16mm) buis mogen maximaal 5 draden, 3 x 2,5mm2 en 2 x 1,5mm2, in flexibele buis 1 draad minder. In 3/4″ (19mm) buis mogen 5 draden van 2.5mm2 of 3 draden van 2.5mm2 en 4 x 1,5mm2
  • Leidingen moeten deugdelijk vast zitten, voor 5/8″pvc geldt horizontaal beugelen om de 40cm ,verticaal om de 50cm en10 cm vanaf een lasdoos, wandcontactdoos, bocht, sok of lichtpunt. Dit geldt niet voor inbouwinstallaties welke tijdelijk worden vastgezet en later worden aangesmeerd met specie of stucwerk.  
  • Open en/of losse bedrading is niet toegestaan
  • Zware verbruikers >2000watt zoals ovens en wasmachines moeten aangesloten worden op een eigen eindgroep.
  • Zonnecel installaties moeten worden aangesloten op een eigen eindgroep achter een aardlekschakelaar.
  • Een eindgroep is maximaal 16 ampere (max 3680 Watt) als dit een automaat is een B-karakteristiek. Dit kan ook een kookgroep (2 x 230V) zijn of een krachtgroep    (3 x400V)
  • Een hoofdschakelaar is verplicht.
  • Alle groepen moeten achter een aardlekschakelaar van 30mA
  • Een installatie moet verdeeld zijn over minstens 2 aardlekschakelaars
  • Er mogen mogen maximaal 4 eindgroepen achter 1 aardlekschakelaar
  • Alle aansluitpunten voor wandcontactdozen en lampen etc. moeten zijn voorzien van een beschermingsleiding. 
  • Maximaal 5 draden in een lasdop.
  • Installaties moeten bereikbaar zijn.
  • Installaties moeten overzichtelijk zijn.
  • Vreemde metalen delen moeten vereffend worden via een centrale aardrail bij de groepenkast (waterleiding, metalen gasleiding, metalen cv buizen, metalen constructie) met een blanke aarddraad van minstens 4 mm2 in buis of 6mm2 los.(dit i.v.m. mechanische bescherming)
  • In de badkamer moeten alle metalen delen vereffend worden via een centraal aardpunt (betonnen vloer via een aardmat, waterleiding, cv leiding, metalen douchbak, metalen bad), het centrale aardpunt mag sinds een wijziging in 2001 worden verbonden met de aardedraad van de installatie met 2.5mm2.
  • In de badkamer mag in de buurt van de douche of bad mag alleen een elektrisch aansluitpunt zijn buiten  zone 2 en boven 225 cm (zone 3)  Binnen 60 cm van de douchebak of bad (zone 0 en 1) mogen alleen 12 volt toestellen geplaatst worden van klasse III  waarbij de beschermingsklasse in zone 0 IPX8 moet zijn en in zone 1 IPX5.
  • Kabels in de grond moeten zijn voorzien van een aardscherm, deze  moet zijn gekoppeld aan de aarde van de installatie.
  • Kabels in de grond moeten op minstens 50 cm diep liggen.